Uit het leven van een trainingsacteur

Ik ben trainingsacteur en ik ben een hele goede

Dit durf ik te schrijven omdat ik dat onder een schuilnaam doe maar vooral omdat het zo is. Ik ben vaak genoeg in mijn leven onzeker geweest over mijn werk. Dat is nu voorbij. Nu ben ik trainingsacteur en dat is een zegen.

En bovendien kom je nog eens ergens. Dikwijls rijd ik in mijn auto naar locaties, waar ik in mijn vrije tijd nooit kom. Alleen al omdat de mensen met wie ik omga zich nooit bevinden op dat soort locaties.

Ik parkeer mijn auto bij voorkeur in het vak waar het bordje ‘Gereserveerd voor Trainers’ bij staat. Daar heb ik lol in. Tegen het meisje van de receptie zeg ik: ‘Ik kom meewerken aan de training ‘Beïnvloeden zonder macht’. Als het een leuk meisje is, zeg ik er meteen iets achteraan. ‘Niet dat het mogelijk is, hoor’, of ‘Dat gaat ze nooit lukken, maar we gaan het proberen’. ‘O jee’, zegt zij dan, ‘u bent te laat, ze zijn allang begonnen. Ze zittenin de IJsselvallei zaal’. Zij denkt dat ik een deelnemer ben en ik laat een korte stilte vallen. Dan zeg ik: ‘Ik ben op tijd. Ik ben de acteur’.

Na dat zinnetje gebeurt er altijd iets achter de balie. Altijd. Het mooiste is als het meisje bijna onzichtbaar van kleur verschiet. Dat haar een licht verlegen, bijna nerveus lachje ontschiet. Dat haar collega, die naast haar zit, onmiddellijk naar mij opkijkt. Dan slaat het meisje haar ogen neer en probeert zich te herstellen. Ik registreer alles. Het doel ligt wagenwijd open. Ik overweeg om eenverpletterende opmerking te maken. Maar dat doe ik niet want ik kom niet op de juiste woorden. Het moment is voorbij. Toch leun ik nonchalant over de balie. Ben ik nu een rol aan het spelen of ben ik nu mezelf? Ik zou het niet weten. Het meisje is volledig hersteld en wijst me de koffiecorner. Daar zit ik in een leren fauteuil te wachten tot de trainer mij komt halen.

Licht gespannen, want ik ken de trainer niet en de deelnemers zijn allemaal directeur van een groot concern. Mensen die hun leven op orde hebben en weten hoe zij hun geld moeten beleggen. Veel geld. Allemaal mensen die wel thuishoren op deze locatie. Zij gaan mij straks belagen met hun kennis en hun jargon. Zij gaan woorden tegen mij uitspreken die ik niet ken en mij vragen stellen die ik niet begrijp. Maar ik zal niet schrikken. Sterker nog, ik zal de onbekende woorden ook uitspreken en net doen alsof dat normaal is voor mij. Ik zal antwoord geven op al hun vragen. Althans de kans is vrij groot dat het me weer gaat lukken. Behalve als ze doorhebben dat ik hier eigenlijk niet thuishoor. Dat ze voelen dat ik een rol speel, terwijl ik mezelf wil zijn. Dan ruiken ze bloed en dan bijten ze door. Daar zijn ze goed in, anders ben je geen directeur, toch? Hoewel een beetje directeur schrijft zich niet in voor deze training.

Ietwat wild kijk ik om mij heen. Ik wil nog snel even naar het toilet. Opeens staat het meisje van de receptie voor me. ‘Gevonden zie ik, smaakt de koffie meneer?’ ‘Helemaal goed’, zeg ik. Zij kijkt me langer aan dan ik verwachtte. Ik sla kort mijn ogen neer. Dan kijk ik haar weer aan. Het meisje glimlacht naar me en loopt door. Ik vraag me af of ik haar mooi vind. Bij wie zou zij horen? Bij de directeuren van de IJsselvallei zaal? Of bij mij?

De zaaldeur gaat open. Ik sta op. Ik ga aan het werk. Ik ben trainingsacteur en ik ben een hele goede.

Jegger